donderdag 21 januari 2016

Wild kamperen

Sta of ik schiet



De regen tikte op het tentdak. Daardoor werd Mosterd niet gewekt. Er had iemand piemelnaakt door een woeste droom gelopen. De rits van zijn groene Kikker- Erdmann Schmidttent  was half omhoog getrokken. De voordeur stond op een kier! 
Hij tastte naast zich onder z’n netjes opgevouwen kleren. Zijn revolver was er nog. Was hij er vannacht uit geweest voor een pisbreak misschien! 
Hij richtte zich half op, keek naar een stuk van het veld waar hij bivakkeerde: fruitbomen, bessenstruiken en, een op twee onderbroeken na, lege waslijn. Die waren van hem. 
Onderweg, waarschijnlijk in Usquert had hij verse gekocht, want hij begon op zijn dwaaltocht aardig te stinken. Als het zo bleef regenen kon hij nog lang genieten van dit desolate dorp. Zijn ‘Kikker’ stond met de achterzijde naar het boeren landarbeidershuisje van ‘meneer’ de Haan.

Toen gisteren duidelijk werd dat hij voor de nacht een volgende bestemming op zijn route niet halen zou, had hij bij dit huis aangeklopt. Niemand deed open. 
Achter de woning raapte een klein gebogen heksenvrouwtje was bij elkaar dat op het gras lag te bleken. 
‘Mevrouw, mag ik hier mijn tent opzetten om te overnachten,’ had hij gevraagd, wijzend op het gras bij wat appelbomen. 
Ze had hem van top tot teen met wantrouwen bekeken en gezegd: ‘Daar gaat mijn man over en ik ben geen mevrouw en ook geen juffrouw, maar gewoon vrouw! U moet me niet voor de gek houden!’ 
Ze keek dreigend, stopte even, zette haar wasmand neer, en riep met schelle stem achterom: ‘Hendrik, kom eens, hier is een man die bij ons slapen wil!’ ‘En de  deftige boerin van ‘De Korenaar’ is mevrouw Obbena en de vrouw van de meester noemen we hier ‘juffrouw’ en zo is dat.’

Meneer de Haan, die ook geen ‘meneer’ genoemd wou worden, kwam gebukt door het deurtje in het lage achterhuis, z’n pet in de hand.  Zijn haar was op de terugtocht en op z’n schedel prijkte een gelige bult ter grootte van een duivenei. Dit gewas scheen hem niet in het minst te deren. Hij streek door wat strogele haarslierten, zette zijn hoofddeksel weer op en zei dat het hem niks leek, dat hij het niet zou doen als hij meneer was, dat er kleine venijnige brandnetels en distels groeiden, dat er ratten in die droge sloot daar achter zaten, maar dat meneer het zelf maar moest weten. 
Hij nam de pet weer af, wreef nadenkend over zijn uitstulpsel en verdween gebogen in het achterhuis, gevolgd door vrouw Haan.

In weerwil van  Haan ’s negatief advies sloeg Karel zijn kampement op. Las eerst nog wat in ‘Lost Horizon’ een van de drie pocketboekjes die had meegenomen tot het buiten en in het tentje te donker werd om letters te  kunnen onderscheiden. 
En nu was hij wakker van droom en regen. In zijn nachtmerrie was hij gaan zwemmen in een openluchtbad, een mollig meisje had daarin gefigureerd, de naam Kriele schoot hem te binnen en herinneringen aan een incident van vroeger kwamen in beeld.
©c.u. 

 vervolg van          Sta of ik schiet

Geen opmerkingen: