dinsdag 16 februari 2016

Blikspuit






Het was stil in huis zonder Corry. Kees Kriele keek naar de klok. Het was al over achten. Buiten werden de schaduwen langer. Tijd werd het dat ze thuiskwam. Ze hield het lang uit daar in Terwolde. Van ver, misschien de straat  vlak achter de hunne, hoorde hij kinderen spelen.

Een telde: een, twee, drie vier…..acht negen tien; ik kom, wie niet weg is, is gezien. Die deden blikspuit, verstoppertje of tikkertje met verlos.

Op de Langeslag onder de lantaarn voor hun huis in H. hadden ze dat vroeger met alle kinderen uit de buurt in de schemering na het avondeten vaak gespeeld.  Eentje telde af en zocht. Die stond bij een conservenblik of een bal. Iedereen verstopte zich. 
Degene die ontdekt was, ging bij bal of blik gaan staan. Iemand was uitgekozen tot de verlosser, die was op een strategisch plek weggekropen en kon het blik wegtrappen, dan waren  de gespotte kinderen weer vrij, renden weg, verborgen zich opnieuw.

Op een keer was z’n broertje Menno de zoeker.
Iedereen koos een schuilplaats:  de gezusters Kriele: Jenny en Eline, Karel Mosterd, Gert  Smolders en z’n zussen Aaltje en Willemijn, Riekje van de dorpsdokter, Mary en Benno van de gemeentesecretaris en de drie jongens van timmerman Tabak.
Menno moest maar eens verder dan 10 tellen tot 30 of 40 hadden ze bedacht, dan was er royaler tijd om op een slimme plek weg te duiken.
Met de handen voor de ogen begon Menno in langzaam tempo  te tellen en iedereen zocht een goed heenkomen.

Kees glimlachte. Met Aaltje kwam hij  terecht helemaal achter in de timmer- en  houtloods van Tabak. Daar was een mooie plek.
Ze hurkten tussen planken, balken, zaagsel houtwol, spaanders en krullen. Het was er  al een beetje donker. Niemand zou je daar vinden!
In de verte telde Menno 10, 11, 12,13, raakte in de war en begon lukraak overnieuw. Zo duurde het lang. Aaltje maakte het zich wat makkelijker, ging in het zaagsel bed liggen, trok haar plooirok  omhoog en zei ‘Je mag voelen.’
Hij aaide met de hand over het smoezelig witte flanel van haar broekje.  Dat was zacht en plezierig.
Menno telde nog . Af en toe gluurde hij stiekem tussen zijn vingers.
Toen trok Aaltje d’r directoiretje onder z’n hand vandaan naar onderen, wees, zei zacht op een samenzweerderige toon : ‘Je moet je piemel hier instoppen, toe maar, doet Gert ook altijd, is lekker!’
Ze tastte naar zijn korte broek, er volgde gefriemel met knoopjes.  Lange Jaap sprong direct in de houding.

Menno was uitgeteld en riep bij zijn lantaarnpaal: ‘ Ik kom…. En Wie niet weg is, is gezien.’
Aaltje en hij lagen nu stil zonder te bewegen bij elkaar.
Van ver weg hoorden ze roepen: ‘Karel kom maar tevoorschijn, je bent er bij!’ en ‘Jenny en jij Gert daar bij die Vlierstruik, jullie ook!’ ‘Karel Mosterd, ik zie je wel, kom op, doe niet zo flauw, je hoort me best.’
Er kwam geen antwoord. Het werd weer even stiller op De Langeslag.
Aaltje fluisterde  ‘vlug kom, toe doe ’t nu.’
Op het moment dat het geschut in stelling  werd gebracht, klonk Menno’s stem opeens van  heel dichtbij, leek het:’ Kom er maar uit Kees en jij ook Aaltje, ik zie jullie daar wel.’ 
Hij kon hen achter die zware eiken- of beukenbomen, die nog tot planken verzaagd moesten worden, onmogelijk gezien hebben.
Ze hoorden hem hard weghollen naar zijn blikspuit om hen af te tikken, stonden op en liepen terug naar de lantaarnpaal.
Gert, Riekje, Mary en Benno waren er ook al bij. Degene die het blik weg mocht schoppen was nog niet gevonden. Jenny, Karel, Eline en de drie Tabaksbroeders ontbraken nog
‘Menno speelt vals,’ mopperde Gert, ‘hij kijkt als hij aftelt.’
©c.u.
Vervolg van   Speldenprikken

Geen opmerkingen: