donderdag 18 februari 2016

Een vermissing



Het was volop zomer. Het  oude gemeentehuis van H. omlijst met rode beukenbomen in het park erachter werd door vriendelijk morgenlicht gekoesterd. Je stond  voor een vierkant statig gebouw met zadeldak en toren, vier ruitjesramen, een imposante voordeur, gesecondeerd door smeedijzeren lantaarns. 
Daarboven viel het kleurige gemeentewapenschild te bewonderen. Dat had een  goudgele bovenkant met twee witzilveren schapenkoppen en aan de onderzijde in blauw lazuur een zilveren ossenkop, rechts was in keelrood een gouden ploeg.

Tegen de linkerhelft van dit gemeentehuis leunde een lager gedeelte met puntgeveltje,  vier ramen en een boogportiek met toegangsdeur. Hier was het politiebureau ondergebracht. 
Je kon er in ‘t halletje schuilen tot  het een agent behaagde sleutels om te draaien en zware grendels te verschuiven.
het oude gemeentehuis op een vroege troosteloze najaarsdag


Maar het regende vandaag niet en binnen zat de al wat grijzende opperwachtmeester Peter Melitsie. Hij was alleen en bestudeerde vergeelde dienstverslagen, dagrapporten en proces-verbalen met betrekking tot een oude verdwijningszaak.

De wijzers van de ronde witte wijzerplaat boven de hoofdentree vertelden dat  het bijna half elf kon zijn.
Op 7 augustus 1955  om half 9 ’s morgens had Smolders, wonende Langeslag 13 zich op het bureau gemeld. Die vertelde dat zijn oudste zoon vermist werd. 
De jongen was de 5e op de fiets direct na het avondeten naar E. gegaan. Hij ging naar iemand uit zijn klas. De volgende morgen was het bed onbeslapen en de fiets stond niet in de schuur. 

Toen hij ook ’s middag niet opdook waren ze gaan zoeken, hadden in de buurt,  hier en daar in het dorp wat rondgevraagd. 
Willemijn en Aaltje zijn dochtertjes waren op de fiets naar E. geweest. Ze  wisten dat Gert daar achter de meiden aanzat, en ook wel wie er in dat pestdorp de laatste tijd favoriet was. Hun tocht had  niks opgeleverd.
Hij had zich aanvankelijk niet te erg ongerust gemaakt. De jongen haalde vaker streken uit. 
Gert zou tegen het eten wel thuis komen maar toen het om half tien donker werd, had hij bij buurman Kriele aangebeld met de vraag of hij wist hoe verder en die zei dat hij de volgende dag onmiddellijk aangifte moest doen. 
Ze  gingen dan een onderzoek starten en met hun ratelende oude teletekstmachine een bericht  naar de alle politiecorpsen in het land sturen.

Melitsie liet A4papier vol rafelige typemachineletters door z’n handen gaan.
In E. was ook een meisje weg. Een getuige meende een jongen met vriendin op z’n bagagedrager gezien te hebben. Ze reden op de Dellenweg richting spoorwegovergang. Een ander zag het stel met de fiets op de Heerderweg, de Vijfpotenweg inslaan. Ook was er de melding over een jongen en meisje die met de fiets aan de hand op de Vosbergerweg in de richting van het kasteel liepen.
De opperwachtmeester keek  naar de vellen papier in zijn hand en de stapel paperassen op  het bureau. Hij had heel wat lectuur voor de boeg. De zaak  was weer actueel. 
Er waren botresten gevonden en ze werden in verband gebracht met die knaap van Smolders en dat tienerkind uit  het naburige dorp dat men ten onrechte; ‘De Parel van de Veluwe’ noemde, tenminste zo dacht hij er over.
Dat hoopje beenderen in die zandkuil was natuurlijk gewoon van een wild varken, een edelhert of ree. 
Gert en zijn verkering waren van huis weggelopen naar Amsterdam of nog verder, zaten misschien wel in Antwerpen, hadden de boot naar Engeland genomen, daar kon je zonder toestemming van ouders trouwen, alles was mogelijk  en dan vond je ze never nooit niet meer. De telefoon rinkelde. 

©c.u.  vervolg van     Blikspuit                    

Geen opmerkingen: